Ga direct naar uw vakgebied

spreker in de spotlight
drs. J.A.M. Hendriks

drs. J.A.M. Hendriks

Annelies Hendriks is ontwikkelingspsycholoog, met bijzondere belangstelling voor gezinssysteem theorie, in samenhang met de ontwikkelingsstadia van kinderen. Zij is MfN-registermediator en bijzonder curator in IKO-zaken. Zij heeft haar praktijk in Leiderdorp.
spreker in de spotlight
mr. A.N. Labohm

mr. A.N. Labohm

Alexander Labohm is Senior Raadsheer bij het Hof Den Haag. Hij heeft vele publicaties op zijn naam staan, m.n. op het gebied van het personen- en familierecht.

VAKnieuws 2018

sorteer op datum sorteer op nummer  
 
18146

Nihilstelling kinderalimentatie beperkt tot duur faillissement en schuldsaneringstraject

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-06-2018 ECLI:NL:GHARL:2018:5346
Jurisprudentie - Rechtsontwikkeling
Alimentatie
1:404 BW
Rechtsvraag

In hoeverre beschikt de man over draagkracht om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen aan de vrouw te betalen, nu hij op 17 januari 2017 failliet is verklaard? 

Overweging

Indien de alimentatieplichtige in verband met zijn faillissement om nihilstelling van de alimentatieplicht verzoekt, dient dat daarom in beginsel te worden toegewezen. Naar het oordeel van het hof zijn in het onderhavige geval geen zodanig bijzondere omstandigheden gebleken dat een uitzondering zou moeten worden gemaakt op voormeld uitgangspunt.

Tussen partijen is niet in geschil dat de schuldenlast van de man ongeveer € 140.000,-- bedraagt en dat deze ontstaan is tijdens het huwelijk van partijen. Het hof constateert dat de man in hoger beroep nadere bewijsstukken heeft ingebracht, waaronder het in het faillissement ingediende crediteurenoverzicht, waarna de vrouw ter zitting desgevraagd heeft aangegeven bekend te zijn met deze bestaande huwelijkse schulden. De hoogte en herkomst van de schuldenlast behoeft daarom geen bespreking.

De vraag naar het precieze inkomen van de man is van ondergeschikt belang nu alle inkomsten van de man in het faillissement vallen. Het hof overweegt daartoe dat indien de onderhoudsplichtige tijdens het faillissement inkomsten verwerft, het vrij te laten bedrag, met overeenkomstige toepassing van artikel 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, 90% van de toepasselijke bijstandsnorm is. In het onderhavige geval staat verder vast dat de rechter-commissaris bij de vaststelling van het Vtlb van de man dit bedrag niet heeft verhoogd in verband met de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie. De curator heeft dit bevestigd in de aan de advocaat van de man gerichte e-mail van 11 oktober 2017. Voor zover de vrouw heeft gesteld dat de man verplicht zou zijn om alsnog een verhoging van het Vtlb te verzoeken en/of dat hij niet heeft voldaan aan zijn inspanningsverplichting als alimentatieplichtige door dat niet te doen, heeft zij daarvoor onvoldoende argumenten aangevoerd. De omstandigheid dat de man er in eerste instantie voor gekozen heeft om zijn faillissement aan te vragen in plaats van toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling te verzoeken maakt het oordeel van het hof niet anders. De man heeft overigens ter zitting verklaard dat dit op advies van zijn advocaat is geschied en dat er op korte termijn alsnog een verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling zal worden ingediend. Voor zover dit een ongunstige invloed heeft op de duur van de nihilstelling, zoals de vrouw meent, dan is van enige verwijtbaarheid aan de zijde van de man niet gebleken.

Gelet op het hiervoor overwogene is het hof van oordeel dat de man gedurende zijn faillissement en het eventueel daarop volgende wettelijke schuldsaneringsregelingstraject geen draagkracht heeft om kinderalimentatie ten behoeve van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te betalen. Voor een aanhouding in afwachting van het aangekondigde verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling ziet het hof geen aanleiding.

Het hof is voorts van oordeel dat er wel aanleiding is de nihilstelling van de alimentatie te beperken tot de duur van het faillissement van de man dan wel van een eventueel hierop aansluitend door de man te volgen wettelijk schuldsaneringstraject. De omstandigheid die tot nihilstelling heeft geleid zal immers nadien zijn verdwenen. Mocht er daarna niettemin sprake zijn van gewijzigde omstandigheden dan ligt het op de weg van de man om dit aan de orde te stellen. 

Onder wijziging van de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 9 december 2015 zal dan ook de door de man te betalen kinderalimentatie op nihil worden gesteld tot het einde van het faillissement van de man dan wel tot het einde van het eventueel daarop volgende wettelijke schuldsaneringstraject, waarna de uitspraak van 9 december 2015 van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, herleeft.

Nu de onderhoudsplicht van de man herleeft zodra het faillissement/de wettelijke schuldsaneringsregeling is geëindigd, gaat het hof ervan uit dat hij de vrouw hiervan direct op de hoogte zal stellen en dat hij vanaf dat moment weer zijn aandeel in de kosten van de kinderen van partijen aan haar zal voldoen.


 
18162

Geen wettelijke informatieplicht van curatoren over welzijn van onder curatele gestelde persoon

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-06-2018 ECLI:NL:GHARL:2018:5583
Jurisprudentie - Geschilbeslechting
Curatele, bewind en mentorschap
1:385 BW
Rechtsvraag

Is er een wettelijke basis voor een verzoek van de moeder dat curatoren van de zoon (zijnde de vader en zijn partner) haar maandelijks informeert over hun zoon? Dienen curatoren te worden ontslagen?

Overweging

Nee. De verzoeken van de moeder in hoger beroep om in deze beschikking te bepalen dat de curatoren haar eenmaal per maand via de post zullen informeren over het welzijn van de zoon, voorzien van onderliggende rapporten, alsmede eenmaal per maand een drietal kleurenfoto's zullen sturen via de post, alsmede dat de curator zo spoedig mogelijk een onafhankelijke deskundige dient in te schakelen teneinde te onderzoeken of en zo ja welke contactregeling in het belang van de zoon is zijn niet op de wet gebaseerd, zodat het hof die zal afwijzen.

(...)

Noch op basis van de stukken uit eerste aanleg, noch op basis van nadien in hoger beroep in het geding gebrachte informatie, zijn het hof redenen gebleken om als waar aan te nemen dat de curatoren tekort zijn geschoten in de uitoefening van hun taken. De moeder klaagt dat de curatoren hun taken niet goed uitvoeren omdat zij haar geen contact laten hebben met de zoon en omdat zij geen onafhankelijk onderzoek hebben laten verrichten naar de vraag of contactherstel in het belang is van de zoon terwijl zij en Stichting [D] (hierna: [D] ), de zorginstelling waar de zoon woont, niet voldoende objectief zijn. De curatoren hebben evenwel de weigering om dat contact toe te staan met voldoende redenen omkleed en worden daarin gesteund door (informatie van) [D] . Hoe moeilijk deze weigering voor de moeder ook zal zijn, niet gebleken is dat de belangen van de zoon niet juist of zorgvuldig zijn afgewogen. Aldus is niet vast komen te staan dat de curatoren het belang van de zoon in deze kwestie niet behoorlijk hebben behartigd en evenmin dat de curatoren misbruik hebben gemaakt van hun bevoegdheden, zoals de moeder ter zitting heeft gesteld.

Anders dan de moeder stelt, zijn de curatoren niet verplicht haar te informeren zoals zij dat wenst. De curatoren willen desondanks meewerken aan de verstrekking van informatie over de zoon aan de moeder. Ter zitting van het hof hebben de curatoren toegezegd dat zij [D] nogmaals (desnoods middels een brief) zullen vragen om voortaan informatie over de zoon aan de moeder te verstrekken, alsmede dat zij eens per kwartaal foto's van de zoon aan haar zullen e-mailen. Het hof vertrouwt erop dat de curatoren hun toezegging gestand zullen doen.


 
18161

Spoedmachtiging gesloten jeugdhulp is enige optie als het onmogelijk is de jeugdige te horen

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-06-2018 ECLI:NL:GHARL:2018:5722
Jurisprudentie - Geschilbeslechting
Jeugdrecht
Procesrecht
6.1.2 Jeugdwet, 19 Rv, 5 EVRM, 37 IVRK
Rechtsvraag

Dient de verleende machtiging gesloten jeugdhulp te worden vernietigd wegens het schenden van het beginsel van hoor en wederhoor nu de gedragswetenschapper die een instemmingsverklaring heeft afgegeven zonder de jeugdige in eigen persoon te hebben gezien?

Overweging

Ja. Het belang van (procedurele) waarborgen als de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper, zoals bedoeld in artikel 6.1.2 lid 6 Jeugdwet, moet worden bezien tegen de achtergrond van artikel 5 lid 1 sub d van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), artikel 37 van het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK) en artikel 15 van de Grondwet. Plaatsing in gesloten jeugdzorg geldt immers als vrijheidsbeneming in de zin van artikel 5 EVRM en artikel 37 IVRK. Een gesloten plaatsing is van ingrijpende aard en daarom slechts rechtmatig wanneer deze plaatsvindt overeenkomstig de wettelijk voorgeschreven procedure. In de rechtspraak worden de bepalingen in dit verband strikt toegepast. 

De gedragswetenschapper moet volgens artikel 6.1.2 lid 6 Jeugdwet in eigen persoon de jeugdige kort tevoren hebben onderzocht. Op die manier kan de gedragswetenschapper toetsen of geslotenheid inderdaad noodzakelijk is, hetgeen een waarborg geeft tegen onnodige vrijheidsbeneming. 

In dit geval is weliswaar een instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper overgelegd, maar deze is niet gebaseerd op eigen onderzoek van verzoekster (de jeugdige). Daarmee is niet voldaan aan de strenge vereisten die de wet aan toepassing van de maatregel van gesloten jeugdzorg stelt. Om die reden dient het verzoek van het college te worden afgewezen. 

In de situatie dat persoonlijk onderzoek van een jeugdige voor de gedragswetenschapper onmogelijk is, zoals destijds bij verzoekster het geval was, staat slechts de weg van een spoedmachtiging als bedoeld in artikel 6.1.3 Jeugdwet open. In die procedure kan het onderzoek door een gedragswetenschapper achterwege blijven indien dat feitelijk onmogelijk is. 

Artikel 6.1.2 lid 6 Jeugdwet voorziet niet in een zodanige uitzondering. 

Uit het voorgaande volgt dat het hof de beschikking dient te vernietigen voor zover aan zijn oordeel onderworpen en het verzoek van het college in zoverre zal afwijzen.


Binnenkort:
Stellen en bewijzen
 
recent VAKnieuws
personen-, familie- en erfrecht